IJsselmuiden, Kampen, Wilsum en Grafhorst, het zijn allemaal plaatsen die op natuurlijke verhogingen liggen. Daar wisten de mensen zich beschermd tegen de dreiging van het zeewater. Om voldoende voedsel te kunnen verbouwen, moesten ze aan landaanwinning in de lagere delen doen. Zo ontstonden de aan elkaar grenzende Polder Mastenbroek en het Kampereiland. Dankzij het gras, dat bekendstaat om zijn hoge kwaliteit, is het op sommige plaatsen van de route nog mogelijk om meer dan 8 km onbelemmerd de verte in te kijken.
Aanvullende routebeschrijving
Op enkele plaatsen ontbreekt een knooppuntenbordje en kan de situatie onduidelijk zijn:
Tussen knooppunt 37 en 62:
Op de Zwartewaterweg te Hasselt op de Y-splitsing LA Dijkwegje volgen (dus niet rechts het fietspad parallelweg Zwartewaterweg ri Zwolle nemen).
Tussen knooppunt 28 en 07:
Vanaf de Dijkersteeg (schelpenpaadje langs de Bisschopswetering) op de vijfsprong LA en pad langs de Bisschopswetering weer verder volgen.
De Koppelerwaard
In de IJsselbocht bij Wilsum is een nieuw natuurgebied ontstaan: de Koppelerwaard. Halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw bleken de dijken bij Kampen toe aan versterking. Men besloot de benodigde klei af te graven bij Wilsum. De plas die zo ontstond, gaf men een natuurlijk profiel. De flauwe oevers geven ruimte aan moerasplanten als riet, zegge en kattestaart. Ook moerasvogels vinden steeds meer hun weg naar dit nieuwe natuurgebied.
Kampereiland
De Utrechtse bisschop Jan van Arkel gaf de stad Kampen het recht van landaanwas op het Kampereiland. Het Kampereiland is ontstaan door aanslibbing vanuit de IJssel en door vervening. Menselijke activiteiten versnelden dit proces: biezen waren een bron van inkomsten voor de ‘biezenmatters’. Zij zetten in het late voorjaar de nieuwe bies uit. In de zomer oogstte men de oudere potelingen, die zeker twee jaar eerder waren uitgezet. Tot bij Ens in de huidige Noordoostpolder strekten de biezenvelden zich uit. Rond 1870 bereikte het ‘biezenmatten’ een hoogtepunt, maar machinale weefgetouwen verdrongen begin 20e eeuw dit arbeidsintensieve werk. De tapijtindustrie in Genemuiden is de moderne opvolger van het oude biezenmatten.
Terpen
Zowel op het Kampereiland als in de Polder Mastenbroek zijn terpen te zien. Het gebied werd regelmatig overspoeld door de Zuiderzee. Tijdens de stormvloed van 1825 kwam de Polder Mastenbroek zelfs helemaal blank te staan. De bewoners konden meestal geen gebruikmaken van natuurlijke verhogingen en woonden daarom op zelfgemaakte terpen van klei, zand, schelpen en zeegras. De kolken langs de Kamperzeedijk zijn herinneringen aan de dijkdoorbraken.
Polder Mastenbroek
Polder Mastenbroek is een van de oudste polders van Nederland. De polder is door vervening ontstaan. In 1330 is er nog sprake van een ‘onbeheerd en onbedijkt’ gebied. Maar de bodem is blijkbaar al stevig genoeg om mensen te kunnen dragen, want nauwelijks dertig jaar later liggen er dijkjes om ‘het broek’ en zijn de eerste boeren er neergestreken. Bisschop Van Arkel is eigenaar van de polder maar hij moet tegenover indringers en de lokale adel heel wat moeite doen om zijn bezit te handhaven.
Tweehonderd hectare grasland
Tussen Genemuiden en Zwolle heeft Staatsbosbeheer tweehonderd hectare grasland aangekocht voor de bescherming van de kievitsbloem. Hier groeit ongeveer 90% van alle Nederlandse kievitsbloemen. De bloem bloeit van eind april tot begin mei. Begin juni rijpen de zaden, die zich tijdens overstromingen door het water laten verspreiden. Om deze reden wordt in dit gebied pas na 21 juni gemaaid. De bodem houdt men schraal, zodat snelgroeiende planten de kievitsbloemen niet overwoekeren. Door intensieve landbouw wordt de bloem overal in Europa bedreigd.
Route aangeboden door: ANWB