Haarlemse Hofjse en Monumenten

Haarlem, Noord-Holland, Nederland

Wandelroute: 536740

Aangeboden door: John

5.0 km
01:14 h
282 kcal
8 m

Omschrijving

(0) Grote Markt
De Grote Markt, vroeger ’t Sant genoemd, is het oude stadshart van Haarlem. Door velen wordt gesproken van het mooiste plein van Nederland. Het aanzien en karakter van deze plaats worden in grote mate bepaald door de historische gebouwen. In de 13e en 14e eeuw was het plein nog groter van omvang, doordat er aan de zuidzijde nog geen bebouwing stond. Op ’t Sant stond destijds een galg, werden ridderspelen gehouden en handelswaren verkocht.
Op de Grote Markt met uw rug naar de Grote of St. Bavokerk ziet u voor u het huidige stadhuis (1) van Haarlem. Op deze plaats stond allereerst het jachtslot voor de Graven van Holland. Graaf Floris V gebruikte dit jachtslot als woonhuis wanneer hij naar Haarlem kwam om belastinggelden te innen. Zijn zoon Willem II koos Den Haag als vaste woonplaats, waarna hij de resten van het slot aan de stad schonk. Het houten gebouw werd in de 14e eeuw grotendeels verwoest door een stadsbrand.
Na de herbouw is het complex als stadhuis in gebruik genomen. Uit die periode dateert het huidige gebouw met de beroemde Gravenzaal, tegenwoordig voornamelijk in gebruik als trouwzaal. In dezelfde tijd werd de Vierschaar gebouwd, herkenbaar aan de vier zuilen aan de rechtervoorzijde van het gebouw. Vóór deze Vierschaar stond het schavot waar recht werd gesproken. In de afgelopen eeuwen zijn er nog diverse verbouwingen geweest.
Met uw rug naar het stadhuis loopt u de straat aan uw linkerzijde in, dit is de Barteljorisstraat.
Aan het eind van de straat ziet u links voor u het Hofje van Oorschot.
Hofjes
Er zijn van oorsprong drie soorten hofjes: kerkelijke hofjes, stichtingshofjes en gildehofjes. De eerste hofjes (voor de Begijnen van de kerk) ontstonden al in de 12e eeuw. Later werden door de kerkenraden hofjes gesticht, omdat zij zich vanuit religieus oogpunt verplicht voelden de armen aan een vorm van huisvesting te helpen.
Rijkere families stichtten in de 17e en 18e eeuw hofjes om hun familienaam te laten voortbestaan in de naam van het hofje. Deze hofjes werden veelal beheerd door een daartoe in het leven geroepen stichting. Ook door de gilden, een soort beroepsverenigingen, werden hofjes gesticht. Een voorbeeld hiervan is het Brouwershofje, gesticht voor de arme brouwersmeiden die na jaren hard werken een plek nodig hadden om te wonen.
Omdat de praktijk leerde dat mannen slecht een eigen huishouden konden voeren, werden de hofjes speciaal bestemd voor weduwen en arme, ongehuwde vrouwen van boven de 60 jaar. De heren werden ondergebracht in oudemannenhuizen, zoals het gebouw waarin nu het Frans Hals museum is gevestigd. Regenten bepalen tot op de dag van vandaag wie er in het hofje mogen wonen.
(1) Hofje van Oorschot, Kruisstraat 44 Haarlem
Aan het eind van de straat ziet u links voor u het Hofje van Oorschot. Dit hofje is op zaterdag helaas niet toegankelijk voor publiek, maar is goed zichtbaar door het grote stalen hek aan de voorkant van het hof.
Het Hofje van Oorschot is gebouwd in 1769 uit de nalatenschap van de Amsterdamse koopman Wouterus van Oorschot (1704-1768). Hij liet een bedrag na van 20.000 gulden, dit bleek onvoldoende om het hofje te realiseren. Uiteindelijk hebben de Staten van Holland 20.000 gulden bijgelegd en kon het hofje gebouwd worden.
De bouw van het hofje had nogal wat voeten in de aarde. Aan de overzijde van het te bouwen hofje woonden twee rijke stadsbestuurders die zich bemoeiden met de bouw. De bestuurders eisten dat er een mooie tuin aangelegd zou worden die afgesloten moest worden met een hek in rococostijl. De keus viel op rococostijl omdat ook de huizen van de bestuurders in die stijl waren gebouwd. Door de eisen van de bestuurders was de nalatenschap van Wouterus van Oorschot onvoldoende om het hofje te bouwen en zag het ernaar uit dat het hofje er niet zou komen, wat ook precies de bedoeling van de bestuurders was. Ondanks de bezwaren van de bestuurders, ging het stadsbestuur akkoord met de bouw van het Hofje van Oorschot. De Staten van Holland legden 20.000 gulden bij om een hofje te laten bouwen dat 'een sieraad voor de stad zou zijn'. De bouw startte in 1769. Het hofje van Oorschot was bedoeld voor arme vrouwen van 50 jaar en ouder die lid waren van de hervormde gemeente.
Het hofje is gebouwd rond een binnentuin, sinds 1973 staat in de tuin van het hofje een bronzen beeld van Eva (van Adam en Eva). Eva is ontworpen door beeldhouwer Johan Limpers. Het beeld stond van 1947 tot 1967 in het Kenaupark te Haarlem, vanwege vernielingen verhuisde Eva naar het Frans Halsmuseum. In 1973 kreeg het beeld, na restauratie, een plek in het Hofje van Oorschot tot het beeld in 1987 gestolen werd. De weduwe van Johan Limpers was nog in bezit van een model van Eva en er werd een replica gemaakt. De replica werd teruggeplaatst in het hof.
Het Hofje van Oorschot is open voor publiek van 10.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens de weekenden is het hof gesloten.
Na uw bezoek aan dit hofje loopt u vanuit de poort rechtsaf en gaat u meteen weer rechts de Krocht in. U loopt langs de zijkant van de huisjes van het Hofje van Oorschot en gaat rechtdoor de Ursulastraat in. Achter de deur van nummer 16 is het Remonstrantse Hofje te vinden. Op deze plek stond vroeger het Ursulinenklooster. Dit hofje is niet vrij toegankelijk.
U loopt rechtdoor, steekt de Nassaulaan over en gaat schuin aan de overkant de Magdalenastraat in. U neemt de eerste straat links, de Witte Herenstraat. Net voor de Lutherse kerk ziet u op nummer 16 A t/m I aan uw rechter- hand het Luthers Hofje (2).
(2) Luthers Hofje, Witte Herenstraat 16 A, Haarlem
Het Luthers Hofje werd rond 1648 gebouwd door de Lutherse gemeente en is altijd nauw verbonden geweest met de Lutherse kerk. Kerk en hofje zijn gebouwd op het terrein van het vroegere klooster van de Norbertijnen. Deze kloosterlingen liepen in het wit en werden ook wel Witte Heren genoemd, wat de naam van de straat verklaart. De vier huisjes tegen de kerk zijn het oudst. De vijf huisjes aan de rechterkant zijn later gebouwd. Bij de regentenkamer achter in het hofje ziet u een ‘buitenspreekstoel’, de regenten en predikant spraken van hieraf de bewoonsters toe. Bij de laatste restauratie zijn wat huisjes samengevoegd, nu zijn er vijf woningen. Het Luthers Hofje is een Haarlems hofje, het hofje is gelegen aan de Witte Herenstraat 16, vlak bij de Lutherse kerk uit 1581 (herbouwd in 1780).
Het hofje werd gesticht in 1615 bij de Lutherse Kerk. Het Luthers hofje is gesticht door de Lutherse gemeente en was nauw verbonden met de Lutherse kerk. Kerk en hofje zijn gebouwd op de grond van de Sint Antonieboomgaard die hoorde bij het klooster van de Norbertijnen. Deze kloosterlingen droegen altijd witte kleding en werden daarom ook wel de Witte Heren genoemd, vandaar de naam van de straat. Het hofje bestond in aanvang uit vier huisjes die tegen de kerk aan waren gebouwd. In 1648 is het hof uitgebreid met vijf huisjes. Tot 1894 lag de ingang van het hofje aan de Magdalenastraat 16.
De negen huisjes zijn gerestaureerd in 1982, hierbij zijn acht van de huisjes samengevoegd tot vier grotere woningen, één huisje bleef van de oorspronkelijke grootte. Het Luthers hofje omvat dus nu vijf woningen. Bijzonder aan dit hofje is dat er een buitenpreekstoel staat, deze stoel is vastgebouwd aan de Regentenkamer. Vanaf de preekstoel kon de predikant de bewoonsters toespreken. Het hofje was vroeger bedoeld voor alleenstaande vrouwen van boven de 50 jaar. Tegenwoordig zijn er geen beperkingen meer qua leeftijd of geslacht. Het hofje is geopend voor bezichtiging van 10.00 tot 17.00, op zondag is het hof gesloten. Het hofje heeft een mooie tuin en een opvallende waterpomp.
Het Luthers Hofje werd gesticht in 1615 als huisvesting voor bejaarde Lutherse vrouwen. Zoals de naam doet vermoeden werd het gesticht door de Lutherse gemeente en lag het tegen de Lutherse schuilkerk.
Zowel kerk als hofje zijn gebouwd op de grond van de Sint Antonieboomgaard uit 1414 die hoorde bij het voormalige klooster der Norbertijnen. Deze kloosterlingen stonden bekend om hun witte gewaden en werden daarom de Witte Heren genoemd. De straatnaam verwijst hier nog steeds naar. Het hofje bestond oorspronkelijk uit vier huisjes die tegen het kerkgebouw aanstonden. In 1648 werd het hofje uitgebreid met nog eens vijf huisjes. Tot 1894 lag de ingang van het hofje aan de Magdalenastraat 16.
De negen huisjes zijn gerestaureerd in 1982, hierbij zijn acht van de huisjes samengevoegd tot vier grotere woningen, één huisje bleef van de oorspronkelijke grootte. Het Luthershofje omvat dus nu vijf woningen. Uniek in Nederland is de buitenpreekstoel in de tuin die is vastgebouwd aan de Regentenkamer. In de ramen rond de preekstoel is de zwaan, symbool van de Lutheranen, zichtbaar. Het hofje heeft nog steeds een mooie tuin met opvallende waterpomp. Tegenwoordig is de bewoning van het hofje is niet meer aan restricties gebonden. Wel benoemt de kerkeraad van de Lutherse kerk nog steeds het hofjesbestuur.
Witte Herenstraat 14-20, vlakbij de Lutherse kerk uit 1581 (herbouwd in 1780). Het hofje is ma t/m za te bezichtigen van 10.00 tot 17.00. Zondags gesloten
U verlaat het hofje, gaat rechts en komt op nummer 24 al het volgende hofje tegen, het Frans Loenenhofje.
(3) Frans Loenenhofje Witte Herenstraat 24, Haarlem
Frans Loenen was een koopman uit Amsterdam, die het laatste deel van zijn leven in Haarlem woonde. Hij liet zijn geld na aan de armen van Haarlem. In 1607 werd gestart met de bouw van het hofje met elf huisjes. Een paar jaar later werden er nog vijf huisjes bij gebouwd. Tegen de kerk aan ligt de woning van de opzichter, met in uitbouw de regentenkamer. De regentenkamer is behangen met goudlederen behang! Het aantal woningen is na de restauratie teruggebracht tot tien. Om voor een huisje in aanmerking te komen moet men minimaal 50 jaar oud en in Haarlem geboren zijn of tenminste 6 jaar in Haarlem gewoond hebben. Een paar jaar geleden is er in de tuin een ontmoetingsruimte gebouwd.
Het hofje werd gesticht in 1607 uit de nalatenschap van de op 24 oktober 1605 overleden garentwijnder en koopman in lijnwaden (kleden van vlas of hennep) Frans Klaeszoon Loenen. Loenen was een verwoede gokker en had - naast zijn gewone verdiensten - zoveel gewonnen met gokken dat hij zeer vermogend was.
Voor de stichting van het hofje werd aan de Witte Herenstraat een stuk grond aangekocht dat vroeger toebehoorde aan Norbertijnenklooster. Dit klooster was in 1581 in beslag genomen door de stad Haarlem. De kloosterlingen van het Norbertijnenklooster gingen altijd gekleed in het wit, vandaar de 'Witte Herenstraat'. Het hofje werd gebouwd in de voormalige boomgaard van het klooster. Deze Sint Anthonieboomgaard stamde uit 1414 en was in die tijd beroemd. Bij de bouw van het hofje werd de oude boomgaard zo veel mogelijk intact gelaten en omgevormd tot hoftuin. In de loop der eeuwen is de tuin wel veranderd, maar nog steeds heeft het Frans Loenen een opvallende tuin met fruitbomen.
Het Frans Loenenhofje bestond in 1607 uit elf kamers voor elf arme alleenstaande vrouwen. Het hofje werd al vrij snel (in 1609) met nog eens vijf kamers uitgebreid door de proost Jacobus Zaffius. Door samenvoeging van huisjes bestaat het hofje sinds 1986 uit tien woningen die rond de ruime tuin liggen. Het hofje wordt bewoond door wat oudere dames, alleen het poorthuis is geschikt voor bewoning door meer mensen. Het Frans Loenenhofje heeft een bijzondere gevelsteen, er staat een onthoofde leeuw op.
Het hofje heeft de status rijksmonument in is ingeschreven onder 19835 in het monumentenregister
Na het verlaten van dit hofje gaat u rechtsaf. Naast nummer 30 herinnert een poortje aan een derde hofje dat vroeger in deze straat gevestigd was: het Coomanshofje (4)
(4) CoomansHofje, Witte Herenstraat 30, Haarlem
Dit voormalig hofje is niet te bezichtigen, niet aanbellen s.v.p. De Coomanshof is een voormalig hofje in Haarlem , Nederland , op het Witte Heren straat.
Het werd uitgeroepen tot de "mercerie" of cramersneringhe na het gilde van de lokale handelaar die bestond uit 1407. Het kleine gilde huis dateert uit 1644. Het hofje dat groeide rond het is een typisch voorbeeld van het soort werk hofjes zoals de Brouwershofje die is gegroeid uit de lokale Brewer's gilde. De patroonheilige van de handelaren was Sint Nicolaas , ook de patroonheilige van Amsterdam . Toen de gilden onder Napoleon werd ontbonden in 1798, werd het hofje verhuurd tot 1854 toen het werd verkocht.Toen de plaatselijke hoofd van het archief Adriaan Justus Enschedé het pand in 1871 kocht, vernietigde hij de elf kleine hofje huizen, maar hield het gilde huis als een dwaasheid voor zijn tuin. Zijn belangrijkste huis was op de Zijlstraat. Enschede vond ook de originele gevelsteen en hadden het opnieuw geïnstalleerd in 1871 boven de deuropening in de Witte Herenstraat.
In 1950 Godfried Bomans begon zijn Teisterbant club op de Grote Markt en hij was in staat om dit gilde huis en tuin te huren als een zomer ontmoetingsplaats, waar hij de bijnaam 'Het Paradijsje "(klein paradijs). In 1951 de kunstenaar Anton Heyboer verhuisde in en woonde daar met zijn vrouw Elsa en zij werden later vergezeld door de beeldhouwer Piet van Heerden en zijn vrouw. In de zomermaanden hing Heyboer lantaarns in de takken van de boomgaard in de tuin en geserveerd vis uit IJmuiden naar de Teisterbant clubleden. Als kunstenaar liet hij zich inspireren door de oude tegels op de muren en de vloer van het kleine gildehuis en motief van de vloertegels is te zien in zijn etsen uit deze periode.
In 1955 werd de tuin met de kleine gildehuis terug van de eigenaar gekocht door de gemeente Haarlem en het werd gerestaureerd in 1962. Vandaag de dag dient het als atelier van een kunstenaar en is te bereiken door de poort van de kinderen speeltuin genaamd "Paradijsje"
Aan het eind gaat u linksaf de Zijlstraat in. U steekt de Gedempte Oude Gracht over en loopt rechtdoor.
U neemt het tweede straatje rechts en loopt onder de poort door ’t Pand in. U loopt nu aan de achterkant van het stadhuis. U gaat met de bocht mee naar rechts en komt uit op het Prinsenhof.
(5) Prinsenhof, Haarlem
Het Prinsenhof is eigenlijk de oude kruidentuin van een voormalig klooster, waar nu het Stadhuis in gevestigd is. Achter in de tuin ziet u een vredestempeltje gebouwd in 1648 naar aanleiding van de vrede van Münster. Ook staat er een beeld van Laurens Jansz. Coster, volgens de Haarlemmers de uitvinder van de boekdrukkunst. In de panden rond het Prinsenhof is o.a. het Stedelijk Gymnasium gevestigd. De tuin wordt door de gymnasiasten de ‘hortus’ genoemd. Ondanks dat de naam misschien anders doet vermoeden is de Prinsenhof strikt genomen geen hofje. Het is namelijk nooit als dusdanig bewoond geweest. De Prinsenhof was oorspronkelijk de kloostertuin en na 1477 het kloosterkerkhof van de Domincanen of Predikheren.
Ook de naam Jacobijnestraat herinnert nog aan deze monniken, die vaak Jacobijnen werden genoemd naar hun klooster in de Rue St. Jacques te Parijs. In 1721 werd de stadkruidentuin verplaatst vanaf het Kenaupark naar de Prinsenhof, de officiële benaming werd toen hortus Medicus.
Beeld van Coster
In het midden van deze tuin richtte het voormalig Collegium Medicum (Geneeskundig Genootschap) ter ere van Laurens Janszoon Coster een stenen beeld op, gemaakt door de beeldhouwer Gerrit van Heerstal. Dit beeld werd in 1801 verplaatst naar de Grote Markt. Op 16 Juli 1856 tijdens het Laurens Janszoon Costerjaar, werd het beeld van de uitvinder van de boekdrukkunst van de Grote Markt teruggebracht naar de Hortus Medicus op het Prinsenhof. Op de Grote Markt werd in dat jaar het (bronzen) beeld onthuld dat er nu nog staat. Overigens is het zeer discutabel dat Coster de boekdrukkunst heeft uitgevonden, alleen Haarlemmers beroepen zich hier op. Algemeen wordt aangenomen dat de Duitser Gutenberg eerder was dan Coster.
De Hof is nu een gemeenteplantsoen waar nog steeds kruiden te vinden zijn. Het stedelijk gymnasium kijkt erop uit. Aan de westzijde staat een soort in klassieke stijl uitgevoerd tempeltje, ook het oorspronkelijke stenen beeld van 'Lauwtje' is er nog te vinden.
U gaat links de Jacobijnestraat in en slaat bij de T-splitsing rechtsaf de Koningstraat in. Op nummer 20 kunt u even een blik werpen in de hal van het Huis van Schagen.
(6) Huis van Schagen Koningsstraat 20, Haarlem
Een bijzonder fraai gerestaureerd pand, als de deur open is kunt u achterin een kijkje nemen in de (afgesloten) binnentuin. Sinds 2003 bevat het gerestaureerde complex aan de Koningstraat op de verdiepingen woningen en op de begane grond winkels. De prachtige kapel wordt nu ook bewoond.
De geschiedenis van ‘Huis van Schagen’ gaat terug tot het midden van de 15eeeuw. Van 1584 tot 1601 werd het huis bewoond door Johan van Beyeren van Schagen aan wie het huis zijn naam ontleent.
Eind 19 eeeuw werd het huis opgekocht door de St. Antoniusparochie en omgebouwd tot een meisjesschool (Mariaschool) en een nonnenklooster. Het geheel kreeg een nieuwe voorgevel in neorenaissancestijl. Voor de zuster werd aan de achterzijde een neogotische kapel gebouwd. De wanden van de kapel zijn voorzien van veelkleurige sjabloonbeschilderingen door de architect L. Hezenmans.
U gaat rechts de Stoofsteeg in en steekt aan het eind de Gedempte Oude Gracht over. Vervolgens gaat u naar links. Al snel krijgt u aan uw rechterkant de Botermarkt. Op de hoek links vind u Van der Pigge.
(7) Van der Pigge Gierstraat 3
In 1849 werd een 'affaire in droogerijen en specerijen' opgericht door Antonie van der Pigge. Tot de laatste er in 2010 mee stopte werd de firma zes generaties lang geleid door familie van de stichter. In 1999 werd de drogisterij door koningin Beatrix begiftigd met het predicaat hofleverancier.
Bij Van der Pigge is gedurende het bestaan van het bedrijf ogenschijnlijk weinig veranderd. Het interieur van de winkel doet sterk negentiende-eeuws aan. Het is gestoffeerd met stopflessen, puntzakjes, opgezette krokodillen en gapers.
De drogisterij wordt genoemd in Joop Vissers ode aan Haarlem ‘Soms raak je in een situatie als het bedrijf waar de Haarlemmers terechtkunnen voor een simpele oplossing van hun problemen (mieren, nare buren, slapeloosheid).’
In de jaren ’20 en ’30 heeft een flink aantal oude geveltjes plaats moeten maken voor het grote warenhuis van Vroom & Dreesmann, waarbij drogisterij A.J. van der Pigge gespaard is gebleven. Dankzij de onverzettelijkheid van Ton van Os, de toenmalige eigenaar van de drogisterij, bouwde V&D zich noodgedwongen om ‘van der Pigge’ heen.
LEERLING EN MEESTER
In 1849 komt de jonge Antonie Van der Pigge bij apotheker Martin Beets (de vader van de schrijver Nicolaas Beets, red.) in de leer, die ook zitting in genoemde Provinciale commissie heeft. In 1844 legt Antonie met goed gevolg het examen af dat hem de bevoegdheid geeft het beroep van drogist uit te oefenen. Behalve het diploma van de commissie krijgt hij ook van Beets een getuigschrift waarin vermeld staat dat hij drie jaar lang tot volle tevredenheid in diens apotheek werkzaam is geweest.
DE GAPER
Hoe zit het nou precies met die gaper boven de deur van Van der Pigge? Op 22 augustus 1942, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, verscheen er een artikel over de gaper in De Telegraaf. Er blijkt geen eenduidige verklaring voor de gaper te zijn en ook is niet helemaal bekend waar dit symbolische uithangteken nu precies vandaan komt. Geopperd wordt dat de gapers vroeger wellicht bedoeld waren om voorbijgangers aan het lachen te maken, dat hij het zinnebeeld was van een “schalknar” die uitnodigde om binnen gezellig een likeurtje te komen drinken, of zelfs dat de knappe koppen bedoeld waren om passerende dames te bekoren…!
J.A.W. Van Os, één van de voormalige eigenaren van Van der Pigge, veronderstelde dat de gaper de knecht van de marktkwakzalver of chirurgijn moest voorstellen. Deze “mooriaen” wendde zich tot de menigte om de aandacht van te leiden van zijn baas de chirurgijn, terwijl deze op de markt zijn “geneeskunst” aan het uitoefenen was. Ook werd hij mogelijk aangewend om met zijn destijds “uitheemse” uiterlijk de aandacht van de marktbezoekers te trekken. Het gapen zou samenhangen met het “steek je tong eens uit” dat de dokter zijn patiënten vraagt. Of wordt hij door slaperigheid overmand na iets teveel kruidenbittertjes?
Houd de rechterkant van het plein aan en vindt op nummer 9, goed verstopt, een gangetje naar het Bruiningshofje.
(8) Botermarkt 9 Bruiningshofje
De meeste hofjes werden gesticht door rijke personen die geen kinderen hadden. De stichter van het Bruiningshofje , Jan Bruininck Gerritsz had er zeven! Tijdens zijn leven kocht Bruininck huisjes rond zijn eigen woning op. Uit deze bezittingen is rond 1610 het hofje ontstaan. Het Bruiningshofje heeft geen regentenkamer, dit komt waarschijnlijk doordat het hofje een ‘familieaangelegenheid’ was en men gewoon thuis vergaderde. Leden van de Doopsgezinde gemeente zijn op dit moment regent. Het hofje is klein, er zijn slechts vier woningen.
U verlaat het hofje en steekt schuin rechts de Botermarkt over en gaat de Tuchthuisstraat in. Op nummer 8 vindt u het Brouwershofje.
(9) Tuchthuisstraat 8, Brouwershofje
Het hofje werd in 1457 gesticht door Jacob Huyge Roeperszoon en zijn zus Katrijntje Huyge Roepersdochter, een brouwersfamilie verbonden aan het Brouwersgilde. Zij lieten hun bezittingen na aan het Haarlemse Brouwersgilde.
De oorspronkelijke naam was Sint Maartenshofje, naar de schutspatroon van het Brouwersgilde. Het hofje werd door de familie Roeper overgedragen aan de regenten van het brouwersgilde. Het hofje omvatte 22 huisjes voor armlastige ongehuwde vrouwen die als 'dienstmaagd' voor brouwerijen gewerkt hadden
In deze tijd waren in Haarlem zo’n 100 brouwerijen gevestigd. De arme brouwersmeiden, die niet meer in de brouwerijen konden werken, werden in dit hofje ondergebracht. In 1576 was er in Haarlem een grote stadsbrand die 449 huizen verwoestte, waaronder het Brouwershofje. In 1586 werd het hofje herbouwd op dezelfde plek er werden echter maar acht huisjes teruggebouwd. In 1811 kwam het hofje in handen van de stad Haarlem, die het eind jaren tachtig van de 20e eeuw overdeed aan woningbouwvereniging Sint Bavo. Dit tegen de wens van de stichters in, die ruim 500 jaar daarvoor in de akte bepaalden dat het hofje nooit verkocht mocht worden. Bij de laatste restauratie - in de 20ste eeuw - werden de acht huisjes samengevoegd tot vier. In 1930 werden aan de straatkant aan de Tuchthuisstraat in de voorheen blinde muren acht ramen geplaatst. Tegenwoordig is de minimale leeftijd voor bewoners 55 jaar, er mogen nu zowel vrouwen, mannen als echtparen wonen. De woningen in het hofje worden nog steeds verhuurd als sociale-huurwoningen, tegenwoordig door woningcorporatie Ymere
U verlaat het hofje, gaat rechts en neemt vervolgens de eerste straat links. U loopt nu in de Breestraat. Neem de eerste straat rechts. Dit is de Gierstraat. Hier vindt u de bijzondere Wijnkoperij Okhuysen. Onder de winkel bevindt zich een oude wijnkelder. In de Gierstraat neemt u meteen de eerste straat weer rechts, de Korte Gierstraat. Ga links de Lange Annastraat in waar u op nummer 40 het Hofje van Guurtje de Waal ziet.
(10) Lange Annastraat 40, Hofje van Guurtje de Waal
Het hofje werd in 1616 gesticht door Guertie Jansdr. de Wael, dochter van een rijke textielhandelaar.
Tijdens haar leven bepaalde zij al dat er van een deel van haar geld een hofje gebouwd moest worden voor weduwen, maagden of gehuwde vrouwen met of zonder kinderen. Nog tijdens haar leven veranderde dit in ‘weduwen of oude vrijsters die lid waren van de Gereformeerde (nu Hervormde) gemeente’. Het huisje links in de poort is de woning van de opzichteres.
Guertie bestuurde het hofje de eerste twaalf jaar zelf. Haar achterneef Jan de Wael, de burgemeester van Haarlem, was er regent en liet in 1661 het hof vergroten van zes naar acht kamers. Ook liet hij een toegangspoort bouwen met boven de poort het wapen van de familie De Wael. Het huis in de poort was de woning van de opzichteres.
Het hofje werd grotendeels vernieuwd in 1783. In 1888 verzocht Christina Munneman, de weduwe van Hendrik Jut, toestemming in het hofje te wonen. Toen men haar herkende werd het haar geweigerd en moest zij de stad ontvluchten.
In de jaren tachtig van de 20ste eeuw werden de acht kleine huisjes samengevoegd tot vier woningen. Het hofje is eigendom van woningcorporatie Ymere uit Amsterdam.
Hendrik Jacobus Jut (Den Haag, 19 juli 1851 - Leeuwarden, 12 juni 1878) was een kelner uit Den Haag, wiens hoofd (de kop-van-jut) spreekwoordelijk is geworden door een dubbele moord die hij pleegde op 13 december 1872.
De moord
Jut werd geboren in Den Haag als buitenechtelijk kind van Maria Geertruida Jut. Na wegens "lichaamsgebreken" uit militaire dienst te zijn ontslagen, ging hij omstreeks 1870 in Scheveningen als kelner werken. Daar kreeg hij een relatie met Christina Goedvolk (Delft, 14 maart 1847 - Haarlem, 26 juni 1926), die als ongehuwde moeder in Delft al twee vroeg gestorven kinderen had gehad. Zij werkte in 1872 korte tijd als dienstbode bij de rijke weduwe Maximiliana Theodora van der Kouwen-ten Cate, die in 1862 een zesde van het vermogen van haar zus Geertruida Löschen-Ten Cate (eerder weduwe van de zeer welgestelde reder Jan Bonn) had geërfd ter waarde van fl 39.771,20. Dit vertegenwoordigt nu ongeveer € 356.900.
Christina werd in 1872 zwanger van Jut en het paar kreeg geldproblemen omdat hij zijn baan was kwijtgeraakt. Ze herinnerden zich de rijke weduwe, die de gewoonte had aan allerlei mensen, ook haar dienstbode, openlijk haar juwelen en andere bezittingen te laten zien. Ze besloten haar te beroven. Jut leende van zijn moeder - tien gulden - om zich twee pistolen en een dolk aan te schaffen. Het zou gebeuren op Sinterklaasavond, maar omdat de nieuwe dienstbode Leentje Beeloo argwaan kreeg, ging het niet door. Op 13 december 1872 toog hij opnieuw met Christina naar het huis van Van der Kouwen aan de Haagse Bogt van Guinea. Terwijl Christina op de bovenverdieping de weduwe afleidde, stak hij eerst Leentje Beeloo dood. Daarna riep hij de oude dame naar beneden met de woorden "Mevrouw, Leentje is van d'r zelven gevallen" en doodde ook haar, nadat ze er eerst nog in geslaagd was hem te verwonden. Ze gingen ervandoor met kostbaarheden, effecten en geld.
Dagenlang was Den Haag in rep en roer. Een verdachte werd gearresteerd en de volkswoede richtte zich op hem. Hij probeerde zich in zijn cel op te hangen. Daarna werden nog twee personen opgepakt, maar eind 1873 moest de politie hen alle drie laten gaan.
Vlucht
Jut en Goedvolk trouwden op 19 februari 1873. Ze vertrokken naar New York, verkochten de sieraden voor 320 dollar en verzilverden de effecten voor ruim tienduizend dollar. Ze keerden al na twee maanden terug. Op 17 april 1873 liet het echtpaar zich inschrijven in het bevolkingsregister van Vught, waar op 2 juli 1873 hun dochter Angelica Arabella Cassandra Christina werd geboren. Maar het paar kende geen rust. In februari 1874 vertrokken de Juts naar Zuid-Afrika en in de herfst van dat jaar keerden ze opnieuw terug naar Nederland.[4] Ze vestigden zich in Rotterdam, waar Hendrik een koffiehuis kocht. Zij kregen op 7 april 1875 een tweede dochter, Atalanta Agnese Florenza, die één dag geleefd heeft.
In diezelfde maand praatte Jut zijn mond voorbij tegen een zekere Jan Roelfs, die zich had afgevraagd hoe het kwam dat hij zo rijk was. Al snel werden hij en zijn vrouw gearresteerd. Bij huiszoeking werd als onomstotelijk bewijs een brief gevonden die de vermoorde weduwe bewaard had van wijlen haar echtgenoot. De media-aandacht was enorm en Jut werd in de kranten gepresenteerd als de grootste, meest gewetenloze moordenaar uit de geschiedenis. In alle Haagse etalages konden de portretten van de "monsterlijke daders" worden bewonderd en in de boekhandel waren verschillende brochures over de zaak verkrijgbaar. De zaak trok niet alleen zoveel aandacht door de gruwelijkheid van de moord, maar ook door het gevoel van onveiligheid: het had 2½ jaar geduurd voordat de daders gevonden waren.
Veroordeling
Uitspraak in het moordproces werd gedaan op 6 mei 1876. Jut werd bijgestaan door de advocaat Pieter Cort van der Linden, de latere voorzitter van de ministerraad. Hij kreeg levenslang voor dubbele moord. Veel mensen vonden dat niet genoeg. Zij wensten voor Jut de doodstraf, maar die was in 1870 afgeschaft. Uit angst voor een lynchpartij werd hij overgebracht naar de strafgevangenis van Leeuwarden, waar hij twee jaar later op 26-jarige leeftijd overleed.
Christina werd wegens diefstal veroordeeld tot twaalf jaar tuchthuis. Zij kwam in 1888 vrij, maar werd in 1890 opnieuw tot twee jaar cel veroordeeld omdat ze twee paraplu's en twee stukken zeep had gestolen. Zij vestigde zich in 1892 in Haarlem en hertrouwde op 4 maart 1896 met een Duitser, de smid Albert Heinrich Johann Münnemann. Haar dochter kreeg per Koninklijk Besluit van 14 juni 1898 – zij was toen 25 jaar en al getrouwd met een zekere Sonneville – ook de achternaam Münnemann, in plaats van de beruchte naam Jut.
Nadat Münnemann in 1907 overleed, had Christina het niet makkelijk. In sommige kranten van 14 juli 1908 verscheen het onjuiste bericht dat zij vermoord zou zijn aangetroffen in een volkslogement in Oudewater. Toen zij als 70-jarige "weduwe Munnema" in aanmerking wilde komen voor een Haarlemse hofjeswoning, werd deze haar geweigerd op grond van haar liederlijke levenswandel, haar verhouding met een 27-jarige tuindersknecht en drankmisbruik. Op 17 september 1920 verkreeg zij onderkomen in het stadsarmenhuis in Haarlem. Ze stierf in 1926 op 79-jarige leeftijd.
Kop van Jut
Een kermisuitbater maakte de volkswoede te gelde door een attractie waarop mensen met mokerslagen hun woede konden afreageren kop-van-jut te noemen. Daardoor ontstond de uitdrukking: "de kop van Jut zijn", het moeten ontgelden, de zondebok zijn.

Gipsen afgietsel van het hoofd van Hendrik Jut in het Universiteitsmuseum (Groningen).
Het echte hoofd van Jut werd na zijn dood op sterk water gezet en is jarenlang te zien geweest in het anatomisch museum (het "Kabinet van Camper") van de Rijksuniversiteit Groningen. De fles waarin zijn hoofd werd bewaard was niet goed afgesloten, daardoor verdampte de alcohol en is het hoofd verloren gegaan. Het enige wat vandaag de dag nog resteert is een gipsen afgietsel van het hoofd. Dit "verdween" in december 2009 uit het Universiteitsmuseum, dat al snel toegaf dat dit een publiciteitsstunt was voor het cultureel festival De Kop van Jut Carnivale in het Haagse Huijgenspark.
Plaats delict
De straat waar de moord had plaatsgevonden, de Bogt van Guinea, werd na deze affaire op verzoek van de bewoners in 1873 omgedoopt tot Huijgenspark. Pas op 13 februari 1996 besloten Burgemeester en Wethouders van Den Haag de oude naam in ere te herstellen. De "nieuwe" Bocht van Guinea[3] ligt tussen het Huijgenspark, het Zieken en het Groenewegje.
Als u het hofje uit komt gaat u naar rechts, u komt op het Nieuwe Kerksplein en opent de deur bij het rode nummer 11. U loopt het gangetje door en u komt uit in het Proveniershof (10).
(11) Nieuwekerksplein 11, Proveniershof
Het Proveniershof was niet, zoals de andere hofjes, bedoeld voor de armen. Het bijzondere aan dit hof is dat de mensen die er kwamen wonen, geld betaalden. Vandaar ook de naam Proveniershof. Een provenier was iemand die zich inkocht in een huis. In totaal zijn er 67 woningen waarvan er 38 rond de tuin liggen. De overige huisjes liggen aan de aangrenzende straatjes. In dit hof mogen ook echtparen wonen. De naam Proveniershof dankt het hofje aan het feit dat hier tot 1866 een Proveniershuis te vinden was. In het voormalige Proveniershuis zijn nu appartementen gebouwd.
Van klooster tot Heerenlogement
In de vijftiende eeuw stond op de plek van het Proveniershofje het katholieke vrouwenklooster Sint Michiel. In 1578 - ten tijde van de reformatie - werden de nonnendoor de protestanten verjaagd. Drie jaar later werd het klooster en het omliggende terrein door de Prins van Oranje toegewezen aan de stad Haarlem als vergoeding voor de schade die de stad tijdens het Beleg van Haarlem had geleden. Het terrein werd in gebruik genomen door de Schutterij Sint Joris die het kloosterhof als oefenveld gebruikte; zo'n oefenveld heette in die tijd 'De Doelen'. Daarmee had de stad Haarlem twee 'Doelen': de Cloveniersdoelen en de Sint Jorisdoelen. In 1592werd het kloostergebouw vervangen door een nieuw 'Doelengebouw' volgens ontwerp van stadsbouwmeester Lieven de Key; dit gebouw staat er nog steeds en is nu het poortgebouw van het hofje. In 1681 besloot de stad Haarlem dat één Doelen voor de schutterij voldoende was. De Sint Jorisdoelen werd in 1682 verbouwd tot 'Heerenlogement', een herberg voor mannen. De meeste huizen van het huidige Proveniershof dateren ook uit de 17e eeuw. Deze huizen, gebouwd achter het toenmalige heerenlogement, hadden niets met de herberg te maken, ze waren eigendom van de stad Haarlem en werden verhuurd aan particulieren.
Proveniershuis
Het heerenlogement was geen succes, daarom werd besloten de herberg om te vormen tot een proveniershuis. Dit proveniershuis werd in 1707 in gebruik genomen. 'Provenier' is een oud-Hollandse benaming voor 'iemand die van preuves leeft' waarbij preuve gift betekent. Gratis was een verblijf in het Proveniershuis echter niet; de bewoners moesten zich inkopen. Hadden ze zich eenmaal ingekocht dan konden ze er tot hun dood blijven wonen en werden ze voorzien van de meest noodzakelijke levensbehoeften (kost en inwoning). Een paar keer per jaar kregen ze 'preuves' van het bestuur, de bewoners kregen dan wat luxere goederen. Het Proveniershuis was in aanvang zeer gewild, er was zelfs een wachtlijst. Vanwege de populariteit werden er woningen in de Doelstraat bijgekocht. Tegen het einde van de 18e eeuw nam de populariteit af, de regenten verlegden hun aandacht naar kostgangers die voor 340 gulden per jaar een woning konden huren inclusief kost.
Een opmerkelijke bewoner van het heerenlogement was de reus Daniel Cajanus, die afkomstig was uit Finland en in het Proveniershuis verbleef van 1745 tot zijn dood in 1749. Volgens overlevering was hij 2,60 meter lang. Een anekdote vertelt dat Cajanus zijn pijp kon aansteken aan een straatlantaarn. Na zijn dood in 1749 werd Cajanus begraven in de Grote Kerk te Haarlem.
Oudemannenhuis
In 1810 werden door de Franse bezetters verschillende gebouwen in Haarlem in beslag genomen om het leger te huisvesten. Eén van die gebouwen was het huidige Frans Hals Museum dat vóór die tijd dienstdeed als oudemannenhuis. De bewoners van het oudemannenhuis werden verplaatst naar het Proveniershuis. Van 1810 tot 1866 bleef het Proveniershuis in gebruik als oudemannenhuis. De achtergelegen woningen bleven normale huurwoningen.
Proveniershof
Vanaf 1866 is op dezelfde plaats en in dezelfde gebouwen het Proveniershof gevestigd dat toen ook de naam 'hof' kreeg. In 1882 werd het uitgebreid met een aantal huisjes die voorheen toebehoorden aan het aanpalende Hofje van Oud Alkemade, ook wel het Hofje van de Twaalf Apostelen genoemd. Dat hofje lag aan de Barrevoetesteeg, die in dat jaar werd verbreed tot de Barrevoetstraat. Daarbij moest een aantal huisjes worden afgebroken, de overblijvende grond en huisjes van het hofje van Oud Alkemade werden bij het terrein van het Proveniershof gevoegd.
In de 20ste eeuw zijn in het hoofdgebouw appartementen gerealiseerd; ook zijn de achterliggende woningen gerestaureerd. Het Proveniershof is een groot hof met redelijk grote en verschillende woningen. Dat de woningen groter zijn dan de gemiddelde hofjeswoning komt doordat de huizen niet gebouwd zijn uit liefdadigheid maar als gewone huurwoningen. Hebben 'gewone hofjes' woningen maar één of twee kamers, in het Proveniershof zijn er woningen met twee tot zes kamers. Het hof wordt van oudsher gemengd bewoond (mannen en vrouwen) en omdat de woningen groot zijn wonen er - anders dan in de meeste hofjes - ook echtparen. Er wonen veel kunstenaars in het Proveniershof, waaronder de bekende Haarlemse componist/pianist JanWillem Lagerwaard. Het hof is eigendom van de woningcorporatie Ymere die de woningen verhuurt. In een deel van het voormalige Proveniershuis is sinds de '90 jaren van de 20ste eeuw een lunchroom gevestigd.
U loopt het hof door en gaat onder de grote poort door. U komt in de belangrijkste winkelstraat van Haarlem, de Grote Houtstraat. U gaat rechts, en neemt de tweede straat rechts, de Korte Houtstraat. Dit is één van de groenste straatjes van Haarlem. U loopt rechtdoor langs de Nieuwe Kerk (1613, Lieven de Key), en gaat voorbij de kerk rechts en vervolgens rechtdoor de Lange Raamstraat in. U komt op de plek waaraan deze wijk haar naam dankt: een soort pleintje waar 5 straatjes bij elkaar komen, deze wijk heet dan ook ‘Vijfhoek’. U gaat de tweede straat links de Drapenierstraat in en meteen rechts de Vlamingstraat. Aan het eind van deze straat loopt u tegen het Hofje van Loo (11) aan.
(12) Vlamingstraat, Hofje van Loo
In 1489 werden 13 ‘kameren met erven’ overgedragen aan de heren van het Elisabeth’s Gasthuis. Bepaald werd dat alleen arme mensen of priesters hier mochten wonen. Het hofje was eerst aan vier kanten bebouwd, maar omdat de Barrevoetesteeg (nu straat) verbreed moest worden, is één huizenrij gesloopt zodat u nu door een hek dit hofje kunt zien liggen. Het huis schuin tegenover de ingang, aan de rechterkant, is de regentenkamer.
De kamer is nooit gebruikt omdat de regenten hun eigen vertrekken in het Elisabeth’s Gasthuis hadden. Het Hofje van Loo, dat ook wel het Sint Elisabeth’s Gasthuishofje wordt genoemd, is misschien wel het meest zichtbare hofje van Haarlem. Terwijl de meeste hofjes een afgesloten binnentuin hebben, is dit hofje alleen van de straat gescheiden door een hek. Het Hofje van Loo of Sint Elisabeth’s Gasthuishofje werd in 1489 gesticht door Sijmon Pieterszoon van Loo en zijn vrouw Godelt Willemsdochter. Het kwam na oprichting direct onder beheer van het Sint Elisabeth’s Gasthuis. Zo kwam het hofje aan haar lange naam.
Het hofje had dertien woningen en was bij de oprichting eigenlijk bestemd voor dertien priesters of arme mensen. Maar voor zover bekend hebben er alleen vrouwen in het hofje gewoond. Het aantal van dertien woningen is niet toevallig gekozen, het symboliseert Christus en de twaalf Apostelen. Deze symboliek werd vaker toegepast, bijvoorbeeld in het in 1972 afgebroken hofje De Twaalf Apostelen in Haarlem. Daar was iedere woning naar een apostel vernoemd en één huisje heette Jezus en Maria.
Het Hofje van Loo had na haar oprichting nog niet het open karakter wat het nu heeft. Destijds had het hofje, net zoals de meeste hofjes, een afgesloten binnentuin. Het was ommuurd en had een toegangspoort met daarboven het wapen van het Sint Elisabeth’s Gasthuis. In 1885 echter, moest de smalle Barrevoetesteeg worden verbreed. Na jaren vergaderen over het eventueel afbreken van het gehele hofje, had de gemeente toch besloten om alleen de drie woningen aan de straatkant af te breken. Deze werden vervangen door het huidige hek. De drie woningen zijn daarnaast gebouwd. In tegenstelling tot de andere woningen, zijn deze drie huisjes niet gepleisterd en wit geschilderd.
Wapen
Het wapen van het Sint Elisabeth’s Gasthuis uit de oude toegangspoort is niet verloren gegaan. Het werd in de gevel van één van de nieuwe huisjes ingemetseld. Het wapen staat ook op de waterpomp. Tijdens de laatste renovatie in 1987 werd het hofje gemoderniseerd, waardoor er nu nog twaalf woningen zijn
Met uw rug naar het hofje toe gaat u linksaf, terug naar de Botermarkt. Loop langs V&D naar de verkeerslichten bij de Grote Houtstraat. U steekt over en gaat rechts de Gedempte Oude Gracht op. U neemt de tweede straat links, de Schagchelstraat. U steekt de Anegang over en gaat de Warmoesstraat in. Rechts op nummer 23 is het hofje In den Groenen Tuyn gevestigd (geopend tussen 10.00 en 12.00 uur na aanbellen).
(13) Warmoesstraat 23, Hofje in den Groenen Tuyn
Het uit 1616 daterende hofje dankt haar naam aan het huis Den Groenen Thuijn, aan de lange veerstraat. Dat pand werd door de executeurs testamentair aangekocht uit de nalatenschap van Catarina Jansdochter Amen, weduwe van Jacob Claeszoon van Schoorl om er een hofje te bouwen.
Het hofje was bestemd voor Rooms-Katholieke oudere dames vanaf 50 jaar. Deze bewoonsters moesten zelf in hun onderhoud kunnen voorzien en na hun overlijden vervielen al hun bezittingen aan het hofje. Dat reglement is niet meer van kracht, als curiositeit is het nog wel terug te vinden in het hofje.
In 1885 is het hofje herbouwd, het aantal woningen werd toen teruggebracht van 20 naar 18. Ook werd er toen een nieuwe statige toegang gebouwd aan de warmoestraat, op de plaats van een oud Gotisch pand. In 1987 is het hofje voor het laatst gerestaureerd. In het huidige hofje is plaats voor vier bewoonsters in het hoofdgebouw (voorheen zes) en nog eens 14 in de huisjes rond de binnentuin.
De hoofdingang ligt aan de warmoesstraat 23. De achteringang ligt aan de Lange Veerstraat 24 en is alleen toegankelijk voor bewoners en beheerders. Wel heeft de achteringang een gevelsteend die het bekijken waard is. Het hofje is voor publiek alleen doordeweeks toegankelijk tussen 10 tot 12 uur. In de weekenden is het hofje altijd gesloten
Aan het einde van de Warmoesstraat gaat u rechtsaf over de Oude Groenmarkt. Loop rechtdoor door de Damstraat. Aan het einde op hoek bij het Spaarne ligt De Waag.
(14) Damstraat 29, De Waag
De Waag is rond 1598 gebouwd onder leiding van stadsarchitect Lieven de Key, naar het ontwerp van de schilders Cornelis Cornelisz en Willem Thybaut. Tot 1915 heeft het dienst gedaan als waag, een locatie waar goederen gewogen werden. Afhankelijk van het soort en gewicht van de ingebrachte goederen werd door het stadsbestuur belasting geheven. Het gebouw in Renaissancestijl heeft twee bijna identieke gevels van Naamse steen, kalksteen gewonnen in de Belgische provincie Namen. Kenmerkend voor het gebouw zijn de rondboog- en kruisvensters. De overheidsfunctie van dit gebouw werd aangeduid door het wapen van Holland aan de Damstraatzijde en het wapen van Haarlem aan de Spaarne zijde.
De gevel is van arduinsteen, dus natuursteen, wat gezien de kostbare aanvoer tamelijk ongebruikelijk is. De stenen werden betrokken van een leverancier uit Namen.
De ligging aan het Spaarne was gunstig met het oog op de aanvoer van de te wegen goederen. Het gebouw staat op een onregelmatig stuk grond, maar het gebouw biedt een harmonieuze aanblik doordat de beide gevels (voor en opzij) identiek zijn.
De Haarlemse waag heeft zijn oorspronkelijke functie tot 1915 vervuld. Vervolgens werden er gemeentelijke brandspuiten opgeslagen. Sinds 1821 is op de bovenverdieping de kunstenaarsvereniging KZOD 'Kunst zij ons doel' gevestigd. In de jaren zestig was het gebouw het onderkomen van de troubadours en folkclub van Cobi Schreijer. Grootheden als Pete Seeger, Joan Baez en Simon en Garfunkel traden er op alsook Boudewijn de Groot en Elly en Rikkert. Tegenwoordig is er in het pand een bar/café gevestigd.
(15) Rechts Gravenstenenbrug
U ziet rechts (schuin) voor u de witte ‘Gravestenenbrug’ . Als u langs deze ophaalbrug naar de overkant van het water kijkt, ziet u twee monumentale panden met authentieke trapgevels, gebouwd omstreeks 1630. In de panden daarachter was al sinds ongeveer 1550 bierbrouwerij ‘De Olyphant’ gevestigd. Eeuwenlang was Haarlem één van de grootste bierbrouwersteden van Nederland. Beroemd is het Haarlems Jopenbier, dat sinds 1994 weer wordt gebrouwen volgens oud recept dat gevonden is in de stadsarchieven. In de zijgevel van het pand De Olyphant, aan de Wijdesteeg, is een gevelsteen ingemetseld met de afbeelding van een olifant.
Vervolg uw wandeling door linksaf langs het Spaarne te lopen.
(16) Spaarne 16, Teylers Museum
Op Spaarne 16 ziet u Teylers Museum. Dit oudste museum van Nederland, gebouwd in 1784, heeft het geheel van gebouwen en collecties te danken aan de erfenis van koopman en bankier Pieter Teyler van der Hulst. Als man van de Verlichting liet hij zijn geld na ter bevordering van kunst en wetenschap. Vóór zijn voormalige woonhuis een museum werd, was het een plek waar wetenschappers kwamen voor onderzoek. In sfeervolle historische vitrines, uitsluitend door daglicht verlicht, ziet u voorwerpen als mineralen, fossielen, schilderijen, natuurkundige instrumenten, munten en penningen.
Loop verder langs het Spaarne. U gaat vanaf hier linksaf de Bakenessergracht op en loopt (met het water rechts van u) langs de gracht tot u links een zijstraat tegenkomt (de Nauwe Appelaarsteeg). Vanaf hier heeft u rechts een mooi uitzicht op de Bakenesserkerk.
(17) Op de hoek Bakenessergracht / Nauwe Appelaarsteeg uitzicht op Bakenesserkerk
De in 1972 gerestaureerde toren heeft veel weg van de huidige toren van de Grote of St. Bavokerk, welke u achter u ziet. Tijdens de bouw van deze toren bleek het materiaal te zwaar, waardoor het in de kerk begon te kraken en een pilaar scheef trok. De toren werd op advies van een Vlaamse deskundige afgebroken en vervangen door de nieuwe, lichtere toren van hout bekleed met lood. De brokstukken van de natuurstenen toren werden gebruikt om het kerkhof bij de Grote of St. Bavokerk op te hogen. Van de grotere stukken werd omstreeks 1550 een toren aan de oude Bakenesserkerk gebouwd.
Linksaf Nauwe Appelaarsteeg en eerste rechtsaf Wijde Appelaarsteeg in. Aan uw rechterhand op nummer 11 vindt u het Hofje van Bakenes (13).
(18) Wijde Appelaarsteeg 11 Hofje van Bakenes (HM13)
Dit is het oudste nog bestaande hofje in Nederland, gesticht in 1395. De officiële benaming van dit hofje is ‘De Bakenesserkamer’, waarmee geduid wordt op de kamerwoningen in het hofje.
Let voor u het hofje binnengaat eens op de spreuk die boven de poort staat. ‘Dirck van Bakenes voor vrouwen acht en twee mael ses’. Dit duidt op het aantal vrouwen 8 + (2x6), dus 20 in totaal dat hier woonde en op hun minimumleeftijd (8+2) x 6, dus 60 jaar. Na het sluiten van de poort loopt u door een smal toegangspad naar het eigenlijke hofje. De huisjes zoals ze er nu uitzien dateren uit de 17e eeuw. Opvallend is de met een houten baldakijn overdekte waterpomp in de tuin van het hofje.
Aan het einde van de Wijde Appelaarstraat kom je bij de Lange Begijnestraat. Wandel eerst rechtsaf om een rondje te maken op het Begijnhof en loop terug door de Lange Begijnestraat langs de Toneelschuur en de Philharmonie en zie voor u langzaam de Grote of St. Bavokerk opdoemen. Ga bij het Klokhuisplein rechtsaf en loop de Riviervismarkt over richting het standbeeld van Laurens Janszoon Coster op de Grote Markt.
In oude middeleeuwse steden worden vaak straten vernoemd naar de handel die heeft plaatsgevonden. In dit geval hebben de winkels er een geschiedenis van de verkoop van de rivier vis (rivier Visch). Een attente waarnemer kan nog steeds veel details in de huizen terugvinden. Een typisch voorbeeld is het gebouw dat nu het café 'De Uiver' herbergt. Veel vissen ornamenten kunnen nog steeds worden herkend.
De Haarlemmers noemen Laurens Janszoon Coster als uitvinder van de boekdrukkunst.
Rechts op de hoek Grote Markt / Smedestraat staat de Hoofdwacht. Sporen in het metselwerk in de zijgevel van het pand wijzen er op dat dit één van Haarlems oudste gebouwen is. De Hoofdwacht werd gebouwd. in de 13e eeuw. De locatie heeft tot ca. 1350 dienst gedaan als stadhuis. De huidige naam van het pand is te danken aan de schutterij die het gebouw na 1755 inrichtte als Hoofdwacht. Tegenover de Hoofdwacht bovenin de Grote of St. Bavokerk ziet u onderaan de toren een klein wachthuisje. Op deze lage zolder hielden stadswachten de wacht. Vermoed wordt dat de Hoofdwacht als punt van veiligheid een link had met dit wachthuisje. Wanneer bij brand in de stad vanuit het wachthuisje met de rode vlag werd gezwaaid, kwamen stadswachten in de Hoofdwacht in actie. Het wachthuisje op de Grote of St. Bavokerk heeft nog tot 1914 dienst gedaan.
De Grote of St. Bavokerk (15) is Haarlems grootste kerk. Hier is op de plaats van een in de 14e eeuw grotendeels afgebrande kleinere kerk in 1479 de Grote of St. Bavokerk gebouwd. Wat deze kerk bijzonder maakt is dat hij zonder heipalen in de grond gebouwd is. Haarlem werd gesticht op een strandwal, waardoor de bodem uit zand bestaat en er geen enkele heipaal nodig is voor de bouw van de kerk.
Vroeger sierden beelden de kerk, maar veel van deze pracht is verloren gegaan tijdens de Beeldenstorm (1566), waarna de kerk in het bezit kwam van de hervormde gemeente. De Grote of St. Bavokerk wordt ook wel ‘Jan met de hoge schouders’ genoemd, de toren is namelijk aan de kleine kant in verhouding met de rest van het gebouw. In de kerk zijn de grafstenen van Frans Hals en Pieter Teyler te bezichtigen. Ook ziet u in de kerk het beroemde Christian Müller-orgel. Op dit grootste orgel ter wereld heeft Mozart als 10-jarige jongen nog gespeeld. Hij was in Haarlem met zijn vader, een beroemd vioolleraar, die bij drukkerij Johan Enschedé zijn eigen vioolmethode in boekvorm in ontvangst kwam nemen. Drukkerij Johan Enschedé was in die tijd de enige drukkerij die muziekschrift kon drukken.
Loopt u verder langs de kerk, dan ziet u links de Vleeshal, Grote Markt 18, herkenbaar aan de trapgevel met opvallende ornamenten. Omdat de stadsbevolking toenam en daarmee ook de vraag naar vlees had de stad behoefte aan een vleeshal. Het stadsbestuur gaf stadsbouwmeester Lieven de Key in de 17e eeuw opdracht een rijk gedecoreerd gebouw te ontwerpen en gebruik te maken van de mooiste materialen. Hij gebruikte voor dit pand natuursteen dat vanuit het buitenland moest komen en fleurde het geheel op met schapen- en ossenkoppen. Deze ornamenten verwijzen naar de oorspronkelijke functie van het pand. De Vleeshal werd voornamelijk gebruikt voor het verhandelen van vlees.

Tourtip; Wandelen met kinderen! Routes tot 5 km zijn ideaal

Hoogteprofiel

Routebeschrijving

# Beschrijving Afstand
Grote Markt, 2011RC, Haarlem, Noord-Holland, Nederland 0.00 km
Gedempte Oude Gracht, 2011GL, Haarlem, Noord-Holland, Nederland 4.97 km

Plaatsnaam register

Beoordelingen

gebaseerd op 0 recensies

Lees hieronder de ervaringen van anderen. Zo kom je erachter welke score de route heeft gekregen en kun je beslissen of deze route iets voor jou is. Veel plezier!

Embed deze pagina </>

Deel deze route

Zie Routiq in...
  • Routiq Logo Routiq-app
  • Browser Browser
x