De kustlijn van de Belgische Noordzee is één van de grootste toeristische regio’s van België. Verschillende steden bestrijken de kuststook en staan met elkaar in verbinding. Zandstranden zijn er een groot goed. Op sommige plekken komen duingebieden, maar ook slikke- en schorregebieden voor. In de duinengordel tussen de Franse grens en Westende-bad vind je de breedste duinen langs de Vlaamse kust, maar tussen Westende en Oostende zie je nog maar weinig duingebieden. Hier zijn de steden opgerukt die de Vlaamse kust, hoewel je landinwaarts af en toe nog wel duinen ziet. Deze zijn echter erg schaars, want de bruisende steden domineren hier de kuststrook.
Tussen Oostende en Blankenberge komen er juist weer langere aaneengesloten duinzones voor. Hier is zelfs nog een restant van een paraboolduin terug te vinden.
Het is heerlijk om wat kilometers te maken langs de kustlijn van Blankenberge naar Oostende, om zo uit te waaien en te genieten van de schitterende vergezichten over zee. De geschiedenis van Oostende gaat terug tot in de negende eeuw, wanneer de eerste sporen van bewoning worden gevonden. Vissers leefden van wat de zee hen te bieden had en schaapherders hoedden hun dieren over de velden. In 814 werd het toenmalige nietige dorpje geschonken aan de abdij van Sint-Bertinus in Sint-Omaars, maar in 1267 kreeg het plaatsje Oostende eigen stadsrechten. Desondanks had Oostende toen geen muren, vestingen of bolwerken om vijanden te weren.
In 1372 werd de stad versterkt met palissades, maar uiteindelijk verloor het stadje het van een onverwoestbare vijand en moesten inwoners een groot deel van Oostende afstaan aan voortdurende overstromingen en zware stormen. Na een laatste, grote overstroming werd de stad in 1447 voor een groot gedeelte verplaatst en kwam Oostende verder van de zee af te liggen.