Het dorp Windesheim werd volgens opgravingen al bewoond in de Jonge Steentijd (circa 11.000 jaar voor het begin van onze jaartelling). Tot aan de 16e eeuw stond hier het moederklooster van de Congregatie van Windesheim. De congregatie stichtte kloosters door heel Noordwest-Europa. Van het klooster is niet veel meer over, al biedt de voormalige brouwerij nu onderdak aan de protestante kerk. Ook Huis Windesheim is er niet meer, het werd in de Tweede Wereldoorlog door een geallieerde bommenwerper geraakt. Er zijn alleen nog enkele bijgebouwen van overgebleven. Deze fietsroute gaat voor een groot deel langs de IJssel en biedt prachtige doorkijkjes.
De Gelder
De Gelder was een havezate in Wijhe (Overijssel) die in 1913 werd afgebroken. Het nog bestaande landgoed met dezelfde naam wordt sinds 2010 beheerd door Jan Reint baron de Vos van Steenwijk.
Het huis de Gelder wordt in 1382 voor het eerst genoemd en maakte oorspronkelijk onderdeel uit van de hofstede ten Campe. In 1601 is er sprake van een afzonderlijk huis dat in 1611 door Herman Van der Beecke aanzienlijk werd uitgebreid. In 1683 werd de havezate verkocht aan de familie Van Dedem in wier bezit het lang zou blijven. In de 19e eeuw vererfde het op de eveneens baronale familie Van Knobelsdorff, daarna kwam het door koop aan de baronale familie De Vos van Steenwijk. De havezate werd in 1913 afgebroken. Van het huis resteert alleen nog een wit marmeren zonnewijzer die zich aan de zuidmuur van de dorpskerk van Wijhe bevindt en een schuur in het dorp die van bij de afbraak vrijkomende baksteen is gebouwd. Op het landgoed zijn nog enkele bouwwerken zoals een koetshuis, een brug en een toegangspoort die bij de havezate behoorden aanwezig. Ook de omgrachting bleef intact.
De Wijhese Molen
De Wijhese Molen is een korenmolen in Wijhe in de Nederlandse provincie Overijssel.
De molen is in 1703 gebouwd en is derhalve de oudste nog bestaande achtkante stellingmolen in de provincie Overijssel. Tot de Tweede Wereldoorlog bleef de molen in bedrijf, aan het begin van de oorlog verdwenen het wiekenkruis en de stelling van de molen. De molen is sinds 1977 eigendom van de Stichting De Wijhese Molen. In opdracht van deze stichting werd de molen in 1979 maalvaardig gerestaureerd.
De roeden van de molen hebben een lengte van 24,30 meter en zijn voorzien van het Oudhollands hekwerk met zeilen. De molen is maalvaardig met één koppel maalstenen.
Nicolaaskerk
De Nicolaaskerk in de Overijsselse plaats Wijhe is een driebeukige laatgotische kerk.
De oudste kerk op deze plaatst dateert van omstreeks 1100. De tufstenen van deze kerk zijn later hergebruikt bij de bouw van de nieuwe kerk. De toren werd omstreeks 1300 gebouwd in romaanse stijl. In een latere periode werd de toren in gotische stijl verder verhoogd. Laat in de 14e eeuw werd het koor vernieuwd. Het schip van de kerk kreeg in de loop van de 15e en 16e eeuw zijn huidige vorm.
Buitenwaarden
De Buitenwaarden is een natuurreservaat in de uiterwaarden van de IJssel bij Wijhe.
Het reservaat is een van de meest vogelrijke gebieden langs de IJssel en een belangrijke schakel in de keten van natuurgebieden langs deze rivier. In het voorjaar zijn de drassige weilanden een belangrijk voedselgebied voor weidevogels, zoals de slobeend en de grutto. In het najaar zijn er veel wintergasten te zien, zoals de tafeleend en smient.
Tichelgaten Windesheim
Bij de Tichelgaten Windesheim is een klein, maar mooi natuurgebiedje ontstaan door het afgraven van klei voor de nabijgelegen steenfabriek.
In 1902 verrees op deze plek langs de IJssel de N.V. Waalsteenfabriek Windesheim. Met een 'excavateur' werden grote hoeveelheden zware rivierklei afgegraven en per smalspoor met kiepkarren en paarden naar de fabriek gebracht.
Tijdens de bloeitijd bakte de NV zo'n 24 miljoen stenen per jaar. De afnemende vraag naar bakstenen begin jaren '70 luidde het begin van het einde in.
Na het faillissement van de steenfabriek in 1982 zijn de gegraven kleigaten overgedragen aan Staatsbosbeheer. In de afgelopen 30 jaar is de kale vlakte veranderd in een populair wandelgebied.
Congregratie van Windesheim
Tot de Reformatie stond in Windesheim het moederklooster van de Congregatie van Windesheim. Van hieruit werden in heel Noordwest-Europa kloosters gesticht die zich verwant voelden aan de geloofsleer van de Moderne Devotie. Van dit complex zijn nog een tweetal kelders en de voormalige brouwerij, die nu dienstdoet als protestantse kerk, bewaard gebleven.
Familiegraf van de heren van Windesheim
Het familiegraf werd aangelegd op de in 1834 aangelegde Hervormde begraafplaats aan de Pastorieweg in Windesheim voor leden van de familie De Vos van Steenwijk, die zich heer van Windesheim noemden. Mr. Hendrik Anthony Zwier baron de Vos van Steenwijk genaamd van Essen (1786-1834), vrijheer van Abbenbroek, was de eerste in deze reeks. Hij kocht in 1813 het Huis Windesheim.
Het voor hem opgerichte gietijzeren grafmonument, gemaakt door Nering Bögel in Deventer, toont zijn naam en familiewapen.
Huis Windesheim
Huis Windesheim is een voormalige havezate en buitenplaats in de Overijsselse plaats Windesheim.
De havezate Windesheim werd omstreeks 1600 gebouwd in opdracht van Reinier Schaep. Tot 1744 was het een gebouw van bescheiden afmetingen.
Een van de latere eigenaren liet in 1789 door de architect Jacob Otten Husly een landschapspark bij het buitenverblijf aanleggen.
In 1813 kwam Windesheim in bezit van leden van de familie De Vos van Steenwijk.
In 1915 werden de tuinen bij het huis aangelegd door de landschapsarchitect L.A. Springer.
Op 20 oktober 1944 werd het huis door brandbommen verwoest. Sinds die tijd rest van het hoofdverblijf slechts een ruïne. De rest van de buitenplaats bleef echter behouden. Beide bouwhuizen zijn gerestaureerd. De laatste particuliere eigenaar uit het geslacht, Jan Arend baron de Vos van Steenwijk genaamd van Essen tot Windesheim (1922-2008), liet het landgoed na aan de Stichting Landgoed Windesheim.
Het totale complex bestaande uit de ruïne van het huis, het park, de beide bouwhuizen, diverse dienstwoningen, hekken, bruggen, tuinsieraden en een stal zijn in 2005 aangewezen als rijksmonument en ingeschreven in het monumentenregister.
Als bijzonderheid geldt dat het door Husly aangelegde park het enige park is dat hij heeft ontworpen en dat, naar het oordeel van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, goed bewaard is gebleven. Het park maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur van Nederland.
IJsselcentrale
De Centrale Harculo, ook wel de IJsselcentrale genoemd naar de voormalige eigenaar en bouwer, was een elektriciteitscentrale aan de rivier de IJssel bij de buurtschap Harculo in de Overijsselse gemeente Zwolle.[1] De centrale was een initiatief van de NV Electriciteitsfabriek 'IJsselcentrale' te Zwolle. De laatste jaren van zijn bestaan was hij, met nog zes andere centrales in Nederland, eigendom van Engie Nederland, voorheen Electrabel.
De centrale is ontworpen door het ingenieursbureau De Gruyter uit Zwolle. In 1955 werden de twee kolengestookte turbines met bijbehorende schoorstenen in bedrijf genomen. Tussen 1961 en 1972 werden nog eens drie turbines gebouwd, zodat de centrale tenslotte vijf schoorstenen had. De derde eenheid was geschikt voor het stoken op steenkool en stookolie. De vierde eenheid uit 1964 was geschikt voor het stoken op stookolie. De twee oudste eenheden werden in 1971 omgebouwd van steenkool naar stookolie en aardgas. In 1973 werd de derde eenheid omgebouwd voor het stoken van aardgas. In 1981 werd de eerste turbine stil gelegd. Vanaf 1998 waren er nog twee eenheden in dienst. De drie niet meer in gebruik zijnde schoorstenen zijn toen gesloopt. In 2010 was nog een van de twee resterende schoorstenen in gebruik. In 2012 werd de laatste eenheid voor de opwekking van elektriciteit om reden van rentabiliteit stilgelegd. In noodgevallen werd de eenheid nog wel eens opgestart. In 2015 werd deze eenheid uiteindelijk definitief buiten gebruik gesteld.
De centrale gebruikte bij ingebruikname steenkool, vanaf 1972 werd er overgeschakeld naar oliestook en uiteindelijk werd overgeschakeld op aardgas. Niet alle eenheden zijn aangepast voor het gebruik van aardgas. Het hart van de centrale bestond voor de sluiting uit een aardgas- en bio-oliegestookte combi-eenheid van 350 Megawatt. De centrale draaide lang op aardgas, maar af en toe werd er ook plantaardige olie of biomassa bijgestookt. De centrale gebruikte onder andere frituurolie, palmolie, olijfolie en notenolie. Deze oliën en biomassa werden aangevoerd per schip.
Route aangeboden door: Fietsnetwerk.nl